Prof. dr. Tessa Kieboom geeft leiding aan Exentra, een expertisecentrum rond hoogbegaafdheid in Berchem, bij Antwerpen, België. Exentra is in 1998 opgericht vanuit een samenwerking tussen de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Universiteit Antwerpen. Zowel hoogbegaafde kinderen als volwassenen worden begeleid. In 2014 heeft Exentra een leerstoel aan de Universiteit van Hasselt opgericht om het wetenschappelijk onderzoek rondom hoogbegaafdheid te versterken.
Lezing Tessa Kieboom 19 juni 2019:
Het Zijnsluik
Het cognitieve luik (“denken”)
Veel onderzoekers hebben geprobeerd een invulling te geven aan het cognitieve luik van hoogbegaafdheid. Het triadisch model van Renzulli (1975) bracht de eerste inzichten met zich mee waar hij naast bijzondere capaciteiten (intelligentie) evenveel belang hechtte aan creativiteit en motivatie.
Het is heel belangrijk dat de leerhonger gestimuleerd blijft worden. Wanneer een kind op ‘dieet’ moet, ontstaat er verveling/ demotivatie.
Intelligentie kan alleen gemeten worden met een IQ test. Hoe verder een kind van het gemiddelde afwijkt, hoe groter de kans dat er sprake is van meetfouten. Er zijn wel IQ testen voor zwakkere kinderen maar er bestaan geen IQ testen voor hoogbegaafde kinderen. Dit betekent dat deze groep niet altijd goed in kaart gebracht kan worden. Een van de meetfouten is dat de testen van makkelijk naar moeilijk gaan, hierdoor kan de motivatie van een kind afnemen. Het onderwijs is ook opgebouwd van makkelijk naar moeilijk! HB kinderen kunnen dus echt last hebben van de opbouw van ons onderwijssysteem.
Stel een school heeft 300 leerlingen en hiervan is 3% hoogbegaafd dan hebben we het over 3 kinderen. Veel scholen hebben plusklassen waarbij in totaal misschien wel 30 kinderen per school zitten. Niet alle kinderen in de plusklassen zijn dus hoogbegaafd. Hoe is dit voor de hoogbegaafden die ook in de plusklas dus ‘afwijken’? Wat betekent dit voor het kind?
Wanneer een kind een IQ heeft van 65 dan worden de gevolgen hiervan direct begrepen door de omgeving. Wanneer een kind dezelfde afwijking maar dan naar boven toe heeft, wordt hier over het algemeen nog veel te weinig rekening mee gehouden door de omgeving. Deze kinderen dragen vaak zelf de gevolgen van dit versterkte bewustzijn.
Tessa Kieboom gaf als voorbeeld dat een jongen in groep 5 leert dat “fouten maken mag”. Elke keer als hij zijn vinger opstak, kregen anderen een beurt. Alleen als niemand anders het wist, mocht hij het antwoord geven. Hij leerde dat als hij ongeveer 3-4 fouten maakte, de juf ook bij hem kwam vragen of het lukte (en met een beetje mazzel kon hij dan zijn verhaal over het wekend vertellen 😉 ). Hoe weinig beseffen wij ons van de strategieën die deze kinderen gebruiken om gezien te worden. Alleen zijn de strategieën vaak niet goed en worden de kinderen niet gezien voor wie ze echt zijn. Leren zij zichzelf dat ze anders moeten zijn, niet goed zijn wie ze zijn. De gevolgen van een versterkt bewustzijn..
Het Zijnsluik (“voelen”) bestaat uit vier specifieke kenmerken:
1. Heel sterk rechtvaardigheidsgevoel.
Soms gaan we teveel en te snel in op de bekende weg en schrijven we het gedrag wat we zien weg als stoornissen.
2. Hoogsensitiviteit.
Deze kinderen kunnen vaak aanvoelen dat een leerkracht met zijn mond iets anders zegt dan met zijn buik. Met andere woorden, zorg ervoor dat hetgeen je denkt overeenkomt met hetgeen je doet anders schaadt dit het vertrouwen van het kind in de leerkracht (volwassene).
3. Kritische instelling.
Kritische vragen stellen maar ook kritisch in of iemand consequent is (houd jij je aan de regels die je zelf oplegt?)
4. Perfectionisme (faalangst)
Wanneer een kleuter bijvoorbeeld een appel moet tekenen en het ziet hoe blij de leerkracht wordt van de vreemde vormen die voor appels moeten doorgaan die de andere kinderen maken, zal het zijn appel laten lijken op die van de andere kinderen. Ouders kunnen hierdoor grote verschillen zien met wat de kinderen thuis produceren.
Het is van belang dat we hoogbegaafde kinderen vanuit hun sterke kanten gaan zien. Nu wordt het nog vaak als zorg gezien. Tessa Kieboom legt uit dat we bij sport een groene bril opzetten. Een kind wordt gescout op talent. Is er een potentieel tennistalent? Dan wordt de opportuniteit besproken. Het kind heeft nog een groeiproces en iedereen accepteert dan want ‘er zit een talentje in’. Het heeft tijd nodig om te groeien.
Bij een intellectueel talent gaat dit vaak anders. Bij een leerling van 5-6 jaar die op een IQ test een score van 130 haalt, worden meteen hoge prestaties verwacht. Het verachtingspatroon is direct heel hoog. Als iets niet lukt, wordt er vaak gesproken over ‘onderpresteren’. Tessa Kieboom zou dit woord het liefst uit de wereld van hoogbegaafdheid verbannen! Onderpresteren betekent dat het kind niet doet wat er van hem/ haar verwacht wordt. Wanneer wij gaan verwachten dat hoge prestaties normaal zijn dan komt er een enorme druk en het risico van drop-outs is vele malen groter.
Moeten hoogbegaafde kinderen dan wel weten of ze hoogbegaafd zijn? Ja, zeker. Voor het kind en voor de omgeving. De hoogbegaafdheid dient als referentiekader om te weten hoe deze kinderen moeten worden aangestuurd. We moeten alleen door een groene bril naar deze kinderen kijken. Zij hebben ook tijd nodig om hun potentieel te laten groeien en hier plezier aan te beleven.
Prestaties en welbevinden gaan hand in hand. We moeten kinderen begeleiden om tot hoge prestaties te komen. Niet al vanaf dag 1 te verwachten. Wil je het hoogbegaafdheidspotentieel benutten dan moet je hiervoor mentaal sterk gemaakt worden. Het mentale luik.
Tessa bespreekt tot slot de 11 emodio’s (hindernissen/ valkuilen) waar kinderen al vanaf jonge leeftijd mee geconfronteerd kunnen worden.
- Zichzelf als de norm zien
- Een fout?
- Communicatie
- Comfortzone verlaten
- Iets bereiken kost tijd (je kan het of je kan het niet)
- Emoties (zwaard van Damocles: de angst dat het misgaat als je iets nieuws probeert)
- Sociale omgang
- Overpresteren (kinderen die altijd maar blijven gaan)
- Weerstand
- Lege toolbox
- Anders zijn
Deze embodio’s zijn persoonsafhankelijk. Ze kunnen de ontwikkeling van een kind belemmeren. Het is dus van belang om te ontdekken welke embodio’s bij een kind van toepassing zijn.
We zijn allemaal gelijk, we zijn allemaal anders. Als je het gevoel hebt dat anders zijn normaal is, dan sta je sterk maar als anders zijn betekent dat niemand jou ooit begrijpt, dan is dit een grote kwetsbaarheid.
Zien wie ze zijn, dát is belangrijk.
Jij bent zo mooi anders dan ik,
Natuurlijk niet meer of minder maar,
Zo mooi anders,
Ik zou je nooit
Anders
dan
Anders willen
(Hans Andreus)