Basisschool ’t Startnest in Uithoorn heeft veel ervaring met het bieden van passend, inclusief en thuisnabij onderwijs, ook aan kinderen met syndroom van Down. Hoe past dit binnen de Jenaplanaanpak van de school? Wat zijn de voorwaarden om dit onderwijs mogelijk te maken? Kwaliteitscoördinator Hannelore Pomstra vertelt ons meer.
Het belang van ‘samen’
Hannelore heeft bijna veertig jaar onderwijservaring. Ze werkte eerder ook als leerkracht, in groepen 1 tot en met 8. Ondertussen werkt ze al vierentwintig jaar bij ’t Startnest. Ze is kwaliteitscoördinator (ook ‘intern begeleider’ genoemd) en schoolopleider voor stagiair(e)s, zij-instromers en nieuwe leerkrachten. Achter de ideeën van het Jenaplanonderwijs kan ze zich volledig scharen. De eigenheid, kracht en talenten van elk kind staan centraal. De kracht van (de diversiteit binnen) de groepen wordt ingezet. Hannelore benadrukt dat elk kind anders is.
‘Ook dé leerling met het syndroom van Down bestaat dus niet. We bieden een rijke leeromgeving, met een mix van leeftijdsgroepen en een uitgebreid aanbod aan leermateriaal. Kinderen leren betekenisvol en bovenal samen.’
Samen met ouders en samenwerkingsverband
’t Startnest is een relatief kleine school, met zo’n 240 leerlingen. Er zijn nu tien stamgroepen: drie onderbouwgroepen (1 en 2), vier middenbouwgroepen (3, 4 en 5) en drie bovenbouwgroepen (6, 7 en 8). De school kan bouwen op jarenlange ervaring met onderwijs aan kinderen met Downsyndroom. Begeleiding start vanaf de aanmelding. Soms gaat Hannelore al observeren op de voorschoolse voorziening. Hoe een kind functioneert in een groep, is immers een belangrijke vraag. Goede begeleiding kan niet slagen zonder een stevige samenwerking met de ouders en het samenwerkingsverband. Vanaf het begin voeren ouders en school een eerlijk gesprek, waarbij verwachtingen en mogelijkheden besproken worden.
‘Bij kinderen met Downsyndroom stellen we altijd de vraag of ontwikkelingsgroei en voldoende zelfstandigheid mogelijk zijn. Bij een positief antwoord, kijken we samen naar de ondersteuning die nodig is. Elke leerling met Downsyndroom heeft een eigen leerroute, die we in het begin elke drie maanden evalueren. Als het nodig is, schuift onderwijsspecialist Mariëlle Buskermolen van het samenwerkingsverband ook aan om samen te sparren.’
Stapje voor stapje, op eigen niveau
In de ochtend krijgen de leerlingen instructie op jaarlaagniveau voor rekenen, taal en spelling. Kinderen kunnen indien nodig voor een van de leergebieden aanschuiven bij instructie op een ander niveau. De verwerking vindt plaats in de stamgroep. ‘s Middags staan wereldoriëntatie en andere expressieve vakken op het programma. Kinderen met Downsyndroom hebben een ervaren, deskundige en vaste begeleider, die drie dagen per week op school is en goed de leerlijn van de methodiek Kleine Stapjes in de gaten houdt. Ook het doelenboek van de Van Koetsveldschool, een Amsterdamse school voor speciaal onderwijs, vormt een leidraad. Daarnaast hebben ze een ladekastje met materiaal uit de ‘zone van naaste ontwikkeling’ en een stuk herhaling. De leerkracht in de stamgroep bewaakt de groei in zelfstandigheid en werkhouding. Ook de sociaal-emotionele ontwikkeling is essentieel en die staat zeker centraal bij de lessen in de stamgroep, zoals creatieve expressie.
‘Ik vind het prachtig om te zien hoe kinderen die zo van elkaar verschillen met elkaar verbinden, als ze schilderen, muziek maken of samen op het toneel staan. Ze leren elkaar waarderen en respect hebben voor eigenheid en talenten.’
Van elkaar leren
De flexibele onderwijsvorm, waarbij leerlingen voor de instructies kunnen aansluiten bij verschillende jaarlagen, vraagt om strak timemanagement en goede afstemming tussen leerkrachten. Binnen Jenaplanonderwijs leren kinderen in de stamgroepen van elkaar, zowel cognitief als sociaal. Ze leren daarbij ook om wat ze al geleerd hebben heel goed te verwoorden, als ze het uitleggen aan een ander kind. De ontwikkeling van een kind, bijvoorbeeld met wereldoriëntatie, heeft lang niet altijd te maken met de leeftijd van het kind. Een kleuter met Downsyndroom kan ook mondeling taalvaardiger zijn dan een leerling met Downsyndroom in een hogere groep.
‘De andere kinderen leren ook van hun klasgenoten met het syndroom van Down. Soms is het nodig om meer tijd te nemen om iets goed uit te leggen. Kinderen leren rekening houden met elkaar en respectvol omgaan met elkaar, op school én in de samenleving.’
Grenzen oprekken
Leerkrachten zijn binnen het Jenaplanonderwijs nooit alleen verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de kinderen. Hannelore en haar collega’s vinden het een fijne uitdaging om samen deze ‘inclusieve puzzel’ te leggen. Uiteraard zijn er een aantal moeilijk puzzels: zindelijkheid en verbale communicatie lopen bij kinderen met het syndroom van Down regelmatig achter, in vergelijking met leeftijdsgenoten. Hannelore merkt dat collega’s op school hun grenzen oprekken, zodra ze merken dat het in het belang van de ontwikkeling van het kind is.
‘Op papier staat bij bassischolen dat kinderen pas welkom zijn als ze zindelijk zijn, maar in realiteit gaan we steeds weer op zoek naar oplossingen om kinderen die pas later zindelijk zijn wel te verschonen. Iemand met een bakfiets vol verschoningsspullen zou er een dagtaak aan hebben als hij of zij rondgaat bij alle scholen in de regio die met deze puzzel te maken hebben.’
De juiste mindset
Natuurlijk zijn er grenzen aan wat een reguliere school als ’t Startnest aankan. Zo is het belangrijk dat een kind bij het doorstromen naar de middenbouw op zijn minst in staat is om even zelfstandig aan de slag te gaan met het materiaal uit het persoonlijke ladekastje. Hannelore ziet in de dagelijkse praktijk hoe naast passende begeleiding en een breed aanbod aan lesmateriaal ook de juiste mindset onmisbaar is. Stap voor stap is voor haar ook hét devies in het gezamenlijke traject, met ouders en het samenwerkingsverband.
‘Veel scholen ervaren nog een drempel bij het idee kinderen met het syndroom van Down toe te laten op school. Maar het is zo verrijkend om samen na te denken over de passende kleine stapjes om ontwikkeling mogelijk te maken. Die mindset helpt ook bij andere kinderen. Het zou mooi zijn als leerlingen binnen ons samenwerkingsverband steeds vaker thuisnabij onderwijs kunnen krijgen in de basisschoolperiode.’
Houd me op de hoogte